Ernst Kuipers: ‘Zorgpersoneel vinden is de volgende grote uitputtingsslag’

Ebbinge stelt leiders van vandaag en morgen de vragen die er echt toe doen. Deze keer Ernst Kuipers, voormalig voorzitter Raad van Bestuur Erasmus MC, voorzitter Landelijk Netwerk Acute Zorg en hoogleraar gastro-enterologie.

echte-vragen

Dit interview werd afgenomen voordat Ernst Kuipers in zijn nieuwe rol als Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport trad. 

Wat was je eerste baantje?
‘Tulpen koppen’ op een boerderij in de Noordoostpolder. Door de bloemen van een tulp af te snijden krijg je grotere bollen. Daar kreeg ik geloof ik drie gulden per uur voor. Voor mijn vader, die huisarts was, bezorgde ik op de fiets rekeningen bij patiënten. Ik kreeg per brief het postzegeltarief en moest bij sommige boerderijen oppassen voor valse honden.

Hoe leg je aan een kind uit wat je doet?
De kortste omschrijving is dat ik leiding geef aan het grootste academische ziekenhuis van Nederland. Als je alle aanpalende onderdelen meetelt werken er 17.000 mensen voor het Erasmus MC. Mijn vier volwassen zoons begrijpen goed wat ik doe. Het belangrijkste deel van mijn werk is praten, veel praten met veel mensen. Over het ziekenhuis, samenwerking in de regio en in het hele land.

Waar lig je het meest van wakker?
Je zou misschien denken dat dit vooral de situatie met Covid is. Maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat het verstandig is om wakker te liggen van de uitdagingen waar de zorg voor de komende langere periode voor staat.

‘Dan hebben we het nog niet over klimaat en duurzaamheid gehad. Covid is naar verhouding klein vergeleken met deze uitdagingen’

Wat zijn deze uitdagingen?
Om te beginnen het tekort aan personeel. Op dit moment werkt één op de zeven Nederlanders met een baan direct of indirect voor de zorg. Met het tempo waarop we de afgelopen jaren personeel moesten aantrekken belanden we in 2040 bij één op de vier. Dat gaat niet. Daar aan gekoppeld zit natuurlijk de betaalbaarheid van de zorg.

We hebben een gezondheidssysteem dat bedoeld is om voor iedereen toegankelijk te zijn. Toch tonen de uitkomsten een grote mate van ongelijkheid. Hier in Rotterdam, afhankelijk van het metrostation waar je uitstapt, kan de gemiddelde levensverwachting zomaar met tien jaar verschillen. Dan hebben we het nog niet over klimaat en duurzaamheid gehad. Covid is naar verhouding klein vergeleken met deze uitdagingen.

Dan blijft er niet veel nachtrust over?
Nee, hoor ik slaap prima. Als je niet optimistisch blijft, stop je ook met het zoeken naar oplossingen.

Hoe doorstaat het Erasmus MC de crisisperiode?
Het Erasmus MC staat er goed voor, daar ben ik trots op. Plotseling hadden we te maken met een nieuw ziektebeeld dat heel veel mensen treft, waarvan een deel intensieve zorg nodig heeft. Dan heb ik het niet alleen over de intensive care, maar ook over verpleeghuiszorg, wijkzorg en huisartsenzorg. Dat deze enorme klus de Nederlandse zorg over het geheel genomen goed is afgegaan komt door continue samenwerking, dag in dag uit, zowel landelijk als in de regio, tussen heel veel partijen.

Waar doet het op dit moment vooral pijn?
Deze crisis is een uitputtingsslag voor ons personeel. De extra druk door Covid brengt toegang tot reguliere zorg in het gedrang. We hebben het in ons beleidsteam nu bijvoorbeeld over reguliere operatieprogramma’s op zaterdag. Dat is ontzettend logisch onder deze omstandigheden, maar je moet personeelsleden die thuis een gezin hebben wel weer vragen ook op zaterdag te werken.

Iedere dag kijken we hoeveel patiënten er zitten te wachten op een operatie, hoeveel uur operatietijd het vergt, hoeveel bedden we nodig hebben. Dat doen we nu al een tijd, straks bijna twee jaar, en dat gaan we ook deze hele winter opnieuw doen. Dat vraagt veel van personeel én van patiënten.

Op welk moment is jouw leiderschap het meest op de proef gesteld?
Toen ik in 2013 begon als bestuursvoorzitter van het Erasmus MC zaten we in een situatie met financiële issues, ICT-problematiek en onze nieuwbouw die over tijd en over budget was. Drie jaar op een rij was er verlies geleden. Een perfecte storm zo bij elkaar. Daar zijn we goed uitgekomen. Een ander moment was de uitbraak van Covid. Hoe maak je, met weinig zicht op wat er precies op je af komt, een complete draai in je werkzaamheden?

‘Ik ben geen minister, geen burgemeester, geen voorzitter van de veiligheidsregio, geen hoofd van de GGD in Nederland’

Je ging persconferenties geven en werd een nationaal bekend gezicht. Heeft dat je veranderd?
Het heeft mij niet veranderd. Dit komt met de rol. Je moet er staan. Bij al die vragen is het verstandig om heel goed af te bakenen: waar ben ik van en waar kan ik wat over zeggen? Ik ben geen minister, geen burgemeester, geen voorzitter van de veiligheidsregio, geen hoofd van de GGD in Nederland. Ik ben voorzitter van het Landelijk Netwerk Acute Zorg en het Erasmus MC. Ik moet op een heldere manier vertellen waar we naartoe gaan en over de grote mate van onzekerheid die er is, zonder in de rol te stappen van iemand anders.

Wat doe je om het vol te houden?
Ik sport drie keer per week. Om mijn werk te kunnen doen helpt het om een goede conditie te hebben. Dat vraagt om discipline, eens te meer omdat ik geen dertig meer ben. Hardlopen doe ik al heel erg lang. Je kunt het op ieder moment, waar je ook bent bent gaan doen, heel efficiënt. Als het goed gaat en je komt in een cadans kun je heerlijk nadenken.

Zijn artsen goede leiders?
Als arts krijg je bewust of onbewust een enorme training in communicatie, psychologie, samenwerken, acteren op basis van weinig informatie, verantwoording afleggen en leidinggeven. Dat geldt ook verpleegkundigen. Ga maar eens in je eentje een nachtdienst doen op de spoedeisende hulp, daar leer je wel wat!

Kunnen we al lessen trekken over leiderschap in de nasleep van deze crisis?
Zeker in zo’n langdurige situatie moet je continu met elkaar optrekken. De buitenwereld heeft er ontzettend weinig aan als partijen ruziënd over tafel rollen. Terugkeren naar de normale situatie, zonder coronamaatregelen, mét gewone toegang tot de zorg, kan nog niet. We zullen met elkaar een programma moeten optuigen voor regelmatige boostervaccinaties, op een vergelijkbare manier als bij seizoensinfecties.

‘Aanvankelijk wilde ik geen arts worden omdat mijn vader in zijn plattelandspraktijk altijd dienst had, daarom begon ik met een studie scheikunde’

Welke carrière heb je nooit gehad?
Ik ben echt gezegend met mijn baan. Aanvankelijk wilde ik geen arts worden omdat mijn vader in zijn plattelandspraktijk altijd dienst had, daarom begon ik met een studie scheikunde. Toen ik eenmaal geneeskunde deed en de kliniek in kon werd het ontzettend leuk. Ik heb 28 jaar in een witte jas rondgelopen. Als hoogleraar in een UMC heb je contact met collega’s die zich aan de andere kant van de wereld met hetzelfde type patiëntenzorg en onderzoek bezighouden. Dat internationale vind ik prachtig! Ik ben bijvoorbeeld ook bestuurslid van het National University Health System in Singapore. Reizen zit er nu helaas even niet in vanwege Covid.

Met wie zou je een dag van baan willen ruilen?
Ik zou wel een keer willen meelopen met een Olympisch sportteam. Ik vind elke setting waar mensen bevlogen met hun doel bezig zijn fantastisch. Welke sport? Zonder andere sporten tekort te willen doen kies ik dan voor zeilen. Vroeger zeilde ik wedstrijden in een OK-jol. Ik was een mager mannetje van 65 kilo en ging vooraf even te water in een speciaal vest met dweilen, om zwaar genoeg te zijn.

Fotografie: Pieter Bas Bouwman